Normale tekenen en veel voorkomende oorzaken van storingen in koelsystemen

                           Normale tekenen en veel voorkomende oorzaken van storingen in koelsystemen

一、 Normale werking van het koelsysteem

1Na het opstarten van de compressor moet deze soepel en zonder lawaai draaien en moeten alle beschermings- en besturingsonderdelen normaal kunnen werken.

2Het koelwater en het koelmiddelwater moeten voldoende zijn, de waterdruk mag niet lager zijn dan 0,12 MPa, de waterstroom moet voldoen aan de ontwerpvereisten,en de temperatuur van het koelwater is over het algemeen ongeveer 32 °C.

3De uitlaatdruk van de oliepomp moet 1,5 tot 3 kg/C m2 hoger zijn dan de zuigdruk, de olietemperatuur mag niet lager zijn dan 70 °C en de olie mag niet veel schuim oprijzen.en het olieniveau mag niet lager zijn dan 1/3 van de oliespejker.

4. De zuigtemperatuur is 5-15 °C hoger dan de verdampingstemperatuur. Tijdens normale werking mag de zuigtemperatuur niet hoger zijn dan 15 °C.de verdampingstemperatuur is ongeveer 5 °C lager dan de temperatuur van het gekoelde mediumVoor koelapparaten is de zuigtemperatuur ongeveer 10-15 °C lager dan de temperatuur van het gekoelde medium.

5. De uitlaattemperatuur mag niet hoger zijn dan 115 °C. (R22) Wanneer de compressor normaal werkt, mag de condensatiedruk niet hoger zijn dan 1,4 MPa (voor watergekoelde eenheden),en voor luchtgekoelde condensatoren, de condensatiedruk niet hoger is dan 2 MPa.

6Voor systemen die zijn uitgerust met automatische olieretoevoeringsinrichtingen moet de automatische olieretoevoeringspijp koud en warm zijn.en er mag geen significant temperatuurverschil zijn vóór en na het vloeistofpijpfilterVoor systemen die zijn uitgerust met reservoirs mag het koelmiddelgehalte niet lager zijn dan een derde van deze niveau-indicator.

7Voor gekoelde producten mag er geen lokale verwarming of glazuur op de cilinderwand zijn en moeten airconditioningsproducten en zuigbuizen geen glazuur hebben.de glazuur op de zuigpijp is over het algemeen normaal wanneer deze de zuigklep bereikt.

8. Bij aanraking van de horizontale condensator tijdens de werking moet deze bovenop warm en onderaan koel zijn.terwijl de bovenste en onderste delen van de olieseparator niet te heet zijnDe interface tussen koud en heet is de olie-interface.

9De vorst en de condensatie op de klep van de uitbreidingsklep moeten gelijkmatig zijn (niet in het airconditioningssysteem), maar er mag geen dikke vorst aan de uitlaat zijn.Wanneer de vloeistof door de uitbreidingsklep stroomt, alleen een dof en klein geluid kan worden gehoord.

10Onder bepaalde waterdruk- en kwantiteitsomstandigheden moet er een aanzienlijk temperatuurverschil bestaan tussen het inlaat- en het uitlaatwater, meestal tussen 3 en 5 °C.

11. er mag geen lekkage of olielek in het systeem zijn, de wijzers van elke drukmeter moeten relatief stabiel zijn, de compressorstroom mag de nominale stroom niet overschrijden,en de isolatieweerstand mag niet kleiner zijn dan 5 M Ω.

二、 Veel voorkomende storingen in koelsystemen

1De uitlaatdruk is te hoog.

Oorzaak van storing:

Er zijn niet-condenseerbare gassen zoals lucht in het systeem;

Onvoldoende of te warm koelwater;

De waterkoeler is vies en beïnvloedt de warmtewisseling;

Er zit te veel koelmiddel in het systeem.

De uitlaatklep is niet volledig geopend of de uitlaatleiding is niet vrij.

Oplossing

niet-condenseerbare gassen zoals lucht vrijgeven;

Het volume van het koelwater aanpassen en de watertemperatuur verlagen;

Reinig het waterpad van de condensator;

Recycling van overtollig koelmiddel;

Open de uitlaatklep volledig en verlos de uitlaatpijp.

Gevaren van niet-condenseerbare gassen:

een toename van de condensatiedruk veroorzaken;

Het vormen van luchtweerstand vermindert de warmteoverdracht van de condensator. Tegelijkertijd corroderen leidingen en apparatuur;

Het veroorzaakt een afname van de koelcapaciteit en een toename van het stroomverbruik.

Als er lucht aanwezig is, kunnen bij hoge uitlaattemperaturen ongevallen optreden.

Methode voor het beoordelen van niet-condenseerbare gassen:

De wijzer van de uitlaatdrukmeter van de koelmachine schommelt;

De uitlaatdruk en de uitlaattemperatuur zijn beide hoger dan de normale druk en temperatuur;

Lucht is lichter dan fluorgas en bevindt zich dus in het bovenste deel van de horizontale condensator.

Reden voor niet-condenseerbaar gas dat het systeem binnenkomt:

Onvolledige vacuümpomping;

Bij onderhoud wordt de lucht niet volledig ontladen, bijvoorbeeld bij toevoeging van fluor wordt de fluorbuis niet volledig ontladen;

De druk in het laagdrukgedeelte van het koelsysteem blijft lange tijd onder negatieve druk;

Het koelmiddel zelf is onzuiver, bevat lucht of onzuiverheden;

Bij hoge temperaturen ontbindt olie in niet-condenseerbare gassen;

De gevaren van overmatig koelmiddel:

Overmatig koelmiddel neemt een deel van het condensatorvolume in beslag, vermindert het warmteoverdrachtgebied en leidt tot een hoge condensatietemperatuur en -druk;
De verdampingstemperatuur van het koelsysteem stijgt, de verdampingsdruk stijgt en het koeleffect neemt af;
Overmatige zuigdruk;

Overmatig koelmiddel, koelmiddelvloeistof die de compressor binnendringt, waardoor natte compressie ontstaat en zelfs vloeistofschok;

De startbelasting neemt toe, waardoor het moeilijk wordt om de motor te starten.

2. lage uitlaatdruk

Oorzaak van storing:

De temperatuur van het koelwater is te laag of het watervolume te groot;

beschadigde uitlaatklepplaat van de compressor of lekkage in de uitlaatleiding;

Onvoldoende koeldosis in het systeem;

Onjuiste aanpassing van het energiereguleringsmechanisme;

Voortijdige opening van de veiligheidsklep, omleiding van hoge en lage druk;

Uitsluitingsmethode:

Het volume van de watervoorziening wordt aangepast;

Controleer de uitlaatklep en de uitlaatleiding;

Aanvullen van koelmiddel;

Het instelbare mechanisme wordt zo ingesteld dat het normaal is;

de openingsdruk van het veiligheidsklep aanpassen;

3Overmatige zuigdruk

Oorzaak van storing:

Overmatige opening van de uitbreidingsklep;

Er is een probleem met de uitbreidingsklep of de temperatuurgevoelige lamp is niet correct geplaatst;

overmatig volume koelmiddel in het systeem;

overmatige warmtebelasting;

Hoog- en laagdrukgaslekken als gevolg van een gebroken zuigklepplaat;

Voortijdige opening van de veiligheidsklep, omleiding van hoge en lage druk;

Uitsluitingsmethode:

de opening van de uitbreidingsklep correct instellen;

Controleer de uitbreidingsklep en stel de positie van de temperatuurgevoelige lamp in;

Recycling van overtollig koelmiddel;

Probeer de warmtebelasting te verminderen;

Controleer de klepplaat en de oorzaak van het gaslek;

de openingsdruk van het veiligheidsklep aanpassen;

4. lage zuigdruk

Oorzaak van storing:

De uitbreidingsklep heeft een kleine opening of is beschadigd;

De zuigleiding of het filter is geblokkeerd;

lekken van het temperatuursensorpakket;

Onvoldoende koeldosis van het systeem;

Te veel smeerolie in het systeem;

De verdamper is vuil of de vorstlaag is te dik;

Uitsluitingsmethode:

de uitbreidingsklep openen of vervangen;

Controleer de zuigpijp en het filter;

Vervang het temperatuursensorpakket;

Aanvullen van koelmiddel;

reparatie van de olieseparator en terugwinning van overtollig olie;

Reiniging en ontdooiing;

5De uitlaat is te warm.

Oorzaak van storing:

overmatige oververhitting van het ingeademde gas;

lage zuigdruk en overmatige compressieverhouding;

lek van de uitlaatklepplaat of beschadigde veer;

abnormale slijtage van de compressor;

Te hoge olie temperatuur;

Voortijdige opening van de veiligheidsklep, omleiding van hoge en lage druk;

Uitsluitingsmethode:

De uitbreidingsklep wordt naar behoren ingesteld om oververhitting te verminderen;

Verhoog de zuigdruk en verlaag de compressieverhouding;

Controleer en vervang de uitlaatklepplaat en -veer;

Controleer de compressor;

de openingsdruk van het veiligheidsklep aanpassen;

Verlaag de olietemperatuur;

6Olie temperatuur te hoog.

Oorzaak van storing:

Het koeleffect van de oliekoeler is afgenomen;

Onvoldoende olie-koelwatervoorziening;

abnormale slijtage van de compressor;

Uitsluitingsmethode:

De oliekoeler is vies en moet worden gereinigd.

Verhoog de watervoorziening;

Controleer de compressor;

7Oliedruk te laag.

Oorzaak van storing:

beschadigde oliedruksmeter of geblokkeerde pijpleiding;

Er zit te weinig olie in het krukas.

Onjuiste inrichting van de oliedrukregelaar;

Overmatig koelmiddel opgelost in de smeerolie in de krukas;

De terugslag of de doorsnede van de oliepomp is te groot;

De oliezuigpijp is niet vrij van obstakels of het filter is geblokkeerd;

Er zit Freon gas in de oliepomp.

Uitsluitingsmethode:

Vervang de oliedruksmeter of blaas door de pijpleiding;

toevoegen van smeerolie;

De oliedrukregulerende klep wordt correct ingesteld;

Verminder de opening van de uitbreidingsklep;

de versnellingsruimte vervangen of repareren;

Blaas door de oliezuigpijp en maak het filter schoon.

Vul de oliepomp met olie en laat het gas los.

8Olie druk te hoog.

Oorzaak van storing:

De oliedruksmeter is beschadigd of de waarde is onjuist;

Onjuiste inrichting van de oliedrukregelaar;

een geblokkeerde olieontladingspijpleiding;

Uitsluitingsmethode:

Vervang de oliedruksmeter;

De oliedrukregulerende klep wordt correct ingesteld;

Blaas door de olieontladingsleiding.